{"id":3500,"date":"2021-09-16T08:03:00","date_gmt":"2021-09-16T08:03:00","guid":{"rendered":"https:\/\/deelmobiliteit.nu\/artikelen\/het-huwelijk-tussen-hub-en-deelmobiliteit-deel-2\/"},"modified":"2023-10-19T14:31:14","modified_gmt":"2023-10-19T14:31:14","slug":"het-huwelijk-tussen-hub-en-deelmobiliteit-deel-2","status":"publish","type":"artikelen","link":"https:\/\/deelmobiliteit.nu\/artikelen\/het-huwelijk-tussen-hub-en-deelmobiliteit-deel-2\/","title":{"rendered":"Het huwelijk tussen hub en deelmobiliteit (deel 2). Deze 5 stakeholders kunnen het prille geluk maken of breken."},"content":{"rendered":"
De ontwikkeling van mobiliteitshubs kent meerdere stakeholders. Elk partij zal zowel voor- als nadeel kunnen ervaren en zal zich moeten inspannen voor het succes. Er spelen ook nogal wat belangen rond dit huwelijk, waarvan gemeentes hoge verwachtingen hebben (zie deel 1). In dit artikel verkennen we vijf stakeholders en hun relatie en rol met het bruidspaar.<\/p>\n\n\n
Zoals Johan Cruijff met al zo mooi zei; “Elk voordeel heb z’n nadeel”. Het huwelijk tussen hub en deelmobiliteit zal het aantal mobiliteitsoplossingen vergroten. Maar het zal ook partijen bij elkaar moeten brengen.\u00a0\u00a0Er ligt dan ook enige schuring en wrijving op de loer. Zijn de familiebanden sterk genoeg om dit huwelijk te steunen op de moeilijke momenten?\u00a0<\/p>\n\n\n\n
De volgende vijf stakeholders zijn direct belanghebbende bij de ontwikkeling van mobiliteitshubs met deelmobiliteit;<\/p>\n\n\n\n
Er zijn nog een flink aantal andere partijen te noemen, maar met vijf blijft het overzichtelijk.\u00a0<\/p>\n\n\n\n
Twee recente onderzoeken hebben input en inspiratie gegeven voor deze artikelen. In het onderzoek van Laura van den Berg worden drie casussen behandeld waarbij de stakeholders elk een andere rol spelen (Binckhorst Den Haag, Merwedekanaalzone Utrecht en de reisviahubs in Groningen en Drenthe). Zij schetst al verschillende perspectieven en eerste resultaten.<\/p>\n\n\n\n
Iris van Gerrevink waarschuwt in haar onderzoek ook voor al te optimistische scenario’s; “in beleidsdocumenten zou een kritische reflectie kunnen worden toegevoegd over eventuele negatieve effecten van deelmobiliteit en mobiliteitshubs”. Dat advies nemen we hier ter harte en schetsen beide kanten van de betrokken karakters.<\/p>\n\n\n\n
De gebruikers zou je kunnen zien als de kinderen van dit huwelijk tussen hub en deelmobiliteit. Zij zullen profiteren van een stabiel samenspel tussen de ouders. Maar als die te strenge regels hanteren kun je zo ook zomaar uit huis jagen.<\/p>\n\n\n\n
De nadelen en gewenning van de hub lijken dus vooral dicht bij huis te liggen; de woninglocaties. Zeker als de ruimte daar nu schaars is. Terwijl vanuit huis ook de basis kan liggen van andere reisgedrag en juist in de stedelijke omgeving de meeste voordelen te halen zijn. In nieuwbouw zal dit iets makkelijker op te pakken zijn als in bestaande wijken. Ligt de uitdaging \u00e8n kans dus vooral in grote steden? Misschien kunnen juist de middelgrote, provinciale steden tijdig starten met sturen!<\/p>\n\n\n\n
De gemeente is toch een beetje de moeder, die het huwelijk haar zegen heeft gegeven. De liefde zal soms wat meer naar de hub, dan weer naar deelmobiliteit gaan. Als moeder heeft ze hoge verwachtingen en ze zal als eerste moeten ingrijpen bij gedoe.<\/p>\n\n\n\n
In haar onderzoek over (buurt)hubs somt Iris van Gerrevink vier hoofdthema’s op die in beleidsdocumenten van gemeentes veel voorkomen en (nog niet altijd expliciet) gekoppeld zijn aan mobiliteitshubs. Die thema’s zijn;<\/p>\n\n\n\n
Voor gemeentes lijkt het van belang, heldere, maar ook re\u00eble verwachtingen te hebben van deze nieuwe ontwikkelingen.\u00a0<\/p>\n\n\n\n
Dit zo lezend is de kans voor de overheid groot. Maar nemen ze ook de gelegenheid om een stimulerende rol te spelen? Het werkt niet versnellend door het ‘aan de markt’ over te laten of alleen randvoorwaarden af te dwingen (als locaties, technieken en periodes). Zeker niet voor uitrol en groei buiten de randsteden.\u00a0<\/p>\n\n\n\n
De hubs en deelmobiliteit zullen het hardst groeien in gemeentes die pro-actief en met enige (interne) doorzettingsmacht aan de slag gaan. In een veld waar marktpartijen snel opkomen en leren, kun je als overheid niet antwoorden met alleen ‘eerst beleid, dan uitvoering’ en regulering. De nieuwe mobiliteit vergt visie en flexibiliteit voor gemeentes. Met ‘leren door te doen’ zijn zowel in stad als platteland de voordelen in te koppen. In die gemeentes zal er heus wel eens iets mis gaan, maar zal de leercurve steiler zijn en worden de voordelen eerder behaald.\u00a0<\/p>\n\n\n\n
De OV-aanbieder is de suiker-oom op het huwelijk tussen hub en deelmobiliteit. Hij ziet van iets meer afstand toe. De familie verwacht misschien dat hij af en toe een helpende hand toesteekt. Maar \u00c3\u00b2f hij dat doet en uit goodwill of uit eigen belang, dat moet nog blijken.\u00a0<\/p>\n\n\n\n
De trein en busvervoerders in ons land hebben eigenlijk al jaren hubs; hun in-over en uitstaplocaties. Maar we noemden die gewoon stations, haltes, transferia of P&R’s. Met de naam mobiliteitshub zijn al de oude en nieuwere modaliteiten onder 1 paraplui te brengen. (zie definities in onderzoek Laura van den Berg in artikel 1 van deze serie). In Groningen en Drenthe is dat ook letterlijk gebeurd; 65 diverse lokaties hebben een hub-signatuur en zijn zo verbonden, doen en leren van elkaar.\u00a0<\/p>\n\n\n\n
Het OV, de hub en deelmobiliteit kunnen samen het mobiliteitslandschap veranderen en zo die fossiele eigen auto-bezitters tot nieuw gedrag verleiden. Of dat voor de OV aanbieders zelf nu direct zo voordelig is, lijkt nog best onzeker. Maar waar een wil is, ontstaat een weg!<\/p>\n\n\n\n
De aanbieders van deelmobiliteit zijn de stoeiende neefjes op het huwelijk tussen hub en deelmobiliteit. Ze zijn in de groei, vrienden en familie. Ze laten hun spierballen graag zien, maar willen wel dat het gevecht eerlijk verloopt.<\/p>\n\n\n\n
Zijn de aanbieders van deelmobiliteit beter af met hubs of zouden ze liever zonder groeien? Er zijn ontegenzeggelijk voordelen voor ze te behalen zoals;<\/p>\n\n\n\n
Voor aanbieders van deelmobiliteit kan de mobiliteitshub een positieve push geven aan gebruik. Het kan de opstart in een gebied versnellen, mits de regels het spel niet verstoren of verpesten.\u00a0<\/p>\n\n\n\n
De projectontwikkelaars zou je kunnen zien als de favoriete Opa op het huwelijk tussen hub en deelmobiliteit. Hij gaat al wat jaren mee, snapt de jeugd maar denkt ook in langere termijnen. Levenswijs geworden, niet met alle grillen meegaan, meer vanuit gezond verstand. Levert het me ook wat op?<\/p>\n\n\n\n
Gebiedsontwikkeling, vastgoed en deelmobiliteit hebben sterke belangen samen. In elke stad, wijk of bedrijfslocaties moeten gemeente en projectontwikkelaars rekening houden met auto’s, parkeren en bereikbaarheid. En alle kosten die daarmee gepaard gaan. <\/p>\n\n\n\n
Het belang van de projectontwikkelaar (en zijn investeerder) zit in de waarde voor bewoners en voor henzelf op langere termijn. Voor de mobiliteitshub zitten daar ook nadelen aan;<\/p>\n\n\n\n
De projectontwikkelaars en gemeentes cre\u00ebren samen de voorwaarden voor de hubs en deelmobiliteit van de toekomst. Juist dichtbij de woning of de werklocatie. Het lijkt te vragen om meer scenario-denken en het inbouwen van goede prikkels en stuurmechanismen. Governance met een duur woord. Daarover later in deze serie meer!<\/p>\n\n\n\n
In dit tweede artikel over het huwelijk tussen hub en deelmobiliteit verkenden we de voors- en tegens voor de vijf meest betrokken stakeholders. Gemeentes en projectontwikkelaars kunnen grote voordelen behalen, aanbieders van OV en deelmobiliteit zullen groei ervaren als het speelveld niet al te gereguleerd en knellend is. De gebruikers, om wie het allemaal te doen was, zullen verleid en gemotiveerd moeten worden om andere keuzes te maken. De samenwerking en steun vanuit de familie zal nodig zijn om het duurzame geluk van dit prille paar tot wasdom te laten komen. Dialoog over belangen en begrip voor elkaars speelruimte zijn daarbij doorslaggevend. Net een echte familie.<\/p>\n\n\n\n
In deel 3<\/a> gaan we op zoek naar de succesfactoren en ervaringen. <\/p>\n\n\n\n <\/p>\n\n\n\n Het volledige onderzoek van Iris van Gerrevink lees je hier<\/a><\/p>\n\n\n\n